Door inkortingen van de redactie m.b.t. de beschikbare ruimte - die overigens royaal was omdat er een uitzondering werd gemaakt - sloop er een fout in de tweede alinea.
Hieronder volgt de originele en complete tekst:
-------------------------------------------------------------
Recentelijk hebben de cultuurwethouders van de grote steden het Rijk om
meer steun gevraagd voor het instandhouden van de cultuursector, die volgens
hen noodzakelijk is voor ‘verbeelding, vernieuwing, vooruitgang, vitaliteit en
leefbaarheid’. Zonder extra steun wordt het een ‘grauwe vlakte’, waarschuwden
de directeuren van Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam, Centraal Museum
in Utrecht, Kunstmuseum in Den Haag en Stedelijk Museum in Amsterdam.
De huidige crisis is een enorme aanslag op de samenleving, en dus ook op de
cultuur, overal, en natuurlijk niet alleen maar in Nederland. Niet alleen de
economie, maar ook de cultuursector zou met overheidssteun gaande moeten worden
gehouden, om in postcoronatijden weer overeind te kunnen krabbelen. Maar
hierbij moet een onderscheid gemaakt worden tussen de drie categorieën die tot
de ‘cultuursector’ worden gerekend: 1) het entertainment (pop, musical, cabaret
en dergelijke), 2) de museumcultuur (de musea, orkesten, opera, ballet, serieus
theater), en 3) de nieuwe kunst (zoals ondersteund door de twee kunstfondsen:
Mondriaan Stichting voor de beeldende kunst en Fonds Podiumkunsten).
De egalitaire samenleving
De egalitaire samenleving
Het entertainment behoort strikt genomen niet tot de cultuur in hogere zin: zij is altijd een extraatje geweest, voor als aan de belangrijke levensbehoeften voldaan is. Afzonderlijke steun voor entertainment is dan ook niet terecht. Deze categorie behoort tot die van de horeca en zou moeten worden meegenomen in ondersteuning van die categorie.
Dan is er de museumcultuur, die wel degelijk tot de hogere cultuur behoort. Maar is het begrip ‘hogere cultuur’ niet een volkomen gedateerd begrip uit vroegere tijden toen de ‘dominerende burgerklasse’ met ‘cultuur’ haar onderdrukkende positie trachtte te verhullen? Hier raken we aan een Nederlands begripsprobleem: de egalitaire samenleving die hier sinds 1945 is ontstaan, laat een hiërarchie in betekenis van de kunsten niet toe. Dit in tegenstelling tot de ons omringende landen waar het belang van de ‘hogere cultuur’ vanzelfsprekend is. Wie in Duitsland of Frankrijk vindt dat die cultuur er niet toe doet, wordt terecht buiten iedere serieuze discussie gesloten. Als Nederland volwassen wil lijken, moet de ‘hogere museumcultuur’ beschermd worden tegen de gevolgen van de coronie.
Dan de categorie ‘nieuwe kunst’, dat wil zeggen de kunst die nog niet door de zeef van de geschiedenis is gegaan en dus met zorg behandeld moet worden, om te voorkomen dat waardevolle werken niet in de afgrond van armoede en onbegrip vallen en dus voor volgende generaties ontoegankelijk zijn. De in de wethoudersbrief genoemde begrippen ‘verbeelding, vernieuwing, vooruitgang, vitaliteit en leefbaarheid’ lijken voornamelijk toepasbaar op de nieuwe kunst, want hoe verbeeld je een symfonieorkest, of vernieuw je het Rijksmuseum, of zorg je dat de opera vooruit gaat? Wat betekenen begrippen als ‘vitaliteit’ en ‘leefbaarheid’ precies als we het over nieuwe kunst hebben? De ‘vitaliteit’ en ‘leefbaarheid’ van de kunstenaars? Het zijn geen inhoudelijke begrippen, maar lege slogans, gecultiveerd tijdens decennia van subsidieaanvragen waar in de aanvraagformulieren de eisen staan geformuleerd die de overheid nodig heeft gevonden als veiligheidsmaatregel tegen fraude. Als nieuwe kunst vernieuwt – wat dat dan ook betekenen mag – dan zal het subsidiegeld wel in orde zijn.
Staatspopulisme
Echter, er is geen terrein waar fraude zo welig tiert als de grauwe vlakte van de Nederlandse subsidiemolen voor de nieuwe kunst. Belanghebbende partijen zitten in adviescommissies ‘om de kwaliteit te bewaken’, in navolging van het systeem van de voormalige Sovjet-Unie, want kunstenaars moeten niet vrij worden gelaten in wat zijzelf als ‘kwaliteit’ ervaren, net zomin als de publieksreactie van belang is: kwaliteit wordt door de collega’s vastgesteld, die toevallig zelf ook door de kunstfondsen worden gesteund en die dus precies weten hoe nieuwe kunst zich behoort te ontwikkelen. De overheid vindt dat een prima idee, want deskundigen die kwaliteit bepalen zijn, net zoals bij het RIVM, de tandarts en de ziekenhuisspecialist, een garantie dat de werkzaamheden naar behoren worden uitgevoerd. Meer wil de overheid niet weten. Dat de kwaliteitsfactor bij cultuur iets fundamenteel anders is dan bij het gebitsonderhoud, wordt daarbij in het geheel niet gezien.
De nieuwe
kunst in Nederland heeft zich in deze bizarre overheidssteun-caroussel in een
uitgebreid labyrinth vast laten lopen, want wat
blijkt: juist de meest afgezaagde, talentloze, klungelige nieuwe kunst
is het resultaat van de blinde en dove overheidssteun. Uitzonderingen
daargelaten, leidt overheidssteun tot het talentloze gepruts dat iedere simpele
ziel in z’n schuurtje zonder veel moeite kan fabriceren. Het is een vorm van
betaald staatspopulisme.
Wie daaraan twijfelt, zou eens kennis moeten nemen van de gênante producten die onder de ‘kwaliteitscontrole’ van de overheidsfondsen de wereld in worden gezonden – waarvan het enige belang het inkomen van de betreffende kunstenaar is. Dit is sinds lang bekend, er is allang uitgebreid over geschreven: Het geruchtmakende boekje van Rikki Simons “De gijzeling van de beeldende kunst” uit 1997, de vergeefse hervormingscampagne van Componisten Groep Amsterdam in 2003-2004, de doorwrochte bundel essays “Niet alles is kunst” van Kraaijpoel, Meijer en Allan uit 2010. Ook de vorige week gestarte demonstratie ‘Cultuur in actie!’, die pleit voor meer geld voor de sector, geeft een overtuigend beeld van volkomen gebrek aan cultuurbesef.
Het lijkt dus onzinnig en onverantwoord om in de huidige crisis, die de noodzaak doet voelen om het cultuurlandschap in Nederland opnieuw te beoordelen en om op zoek te gaan naar wat werkelijk van inhoudelijk belang is, de categorie ‘nieuwe kunst’ op de ‘reguliere manier’ met overheidssteun overeind te houden.
De kunstfondsen
Het
Mondriaanfonds kostte voor de periode 2017-2020 ruim 26 miljoen euro. Daarvan
ging € 12.617.313,-- naar nieuwe kunst: talentontwikkeling, opdrachten,
internationale presentaties, stimuleren markt, commissiekosten….:
Deze nieuwe
kunst bestaat voor het grootste deel uit concept art, waarvoor geen enkel
artistiek talent nodig is, en die nergens aan bijdraagt. De leden van de zg.
adviescommissies doen er alles aan, om kunstenaars die iets interessanters,
iets beters te bieden hebben dan het meelijwekkende geknoei van de
concept art, buiten de deur te houden – daar zijn schokkende voorbeelden van.
Het Fonds Podiumkunsten laat een ander beeld zien: het fonds ondersteunt zowel
structureel de bestaande podium-organisaties (orkesten, theaters e.d.) als de
ontwikkeling van nieuwe podiumkunsten. Het FPK ontving voor de periode
2017-2020 een bedrag van 261,6 miljoen euro. Als daarvan de ‘apparaatskosten’
(kantoor, salarissen e.d.) worden afgetrokken, blijft er 253,7 miljoen over.
Het fonds maakt geen onderscheid tussen entertainment en serieuze kunst, alles
wordt op één hoop gegooid zodat het onmogelijk is om te zien hoeveel geld er
gaat naar nieuwe ‘serieuze’ productie. Dit betekent dat alle
toekenningsbeslissingen door de zg. adviescommissies natte-vingerwerk zijn,
zonder enige standaarden, en geheel bepaald worden door de persoonlijke
belangen en smaak van de commissieleden. Het jaarverslag over 2019 geeft een
indicatie van hoeveel er aan ‘verbeelding, vernieuwing, vooruitgang, vitaliteit
en leefbaarheid’, grotendeels nieuwe kunst, wordt uitgegeven: € 25.037.714,--
onderverdeeld in meerjarige activiteiten (€ 2.151.502,--), maken &
produceren (€ 7.511.968,--), tekst & compositie (€ 2.077.500,--),
programmering podia en festivals (€ 9.563.816,--), internationalisering (€
2.035.140,--) en, tenslotte, ‘overig’ à € 1.697.788,--. Met deze parameters kan
dus naar willekeur geschoven worden zonder enige mogelijkheid tot beoordeling,
omdat serieus-bedoeld en entertainment er door elkaar lopen. Als we de
rubrieken ‘maken & produceren’, ‘tekst & compositie’, en
‘internationalisering’ bij elkaar nemen, komen we op een bedrag van €
11.624.608,-- uit, waarvan het merendeel naar nieuwe werken gaat. Tel hierbij
op een onbekend deel van de overige rubrieken en geschat kan worden dat het
hier om zo’n 13 miljoen euro gaat, die in de afvalemmer van onzinnigheden
verdwijnt. Wie hieraan twijfelt, zou eens kennis moeten nemen van genoemd
jaarverslag, die een labyrinth van voorgronddifferentiatie laat zien waar overheidsambtenaren
bijzonder dol op zijn, omdat dit de indruk wekt dat alles goed ‘onder controle’
is en het geld ‘goed besteed’:
Maar deze verfijnde voorgrond die de indruk van controle en ‘vastigheid’
moet verbeelden, is volslagen onzin: het heeft niets te maken met een normaal kunstbedrijf waar
verschillende partijen: de makers, de vertolkers en het publiek, tesamen een
organische wisselwerkende eenheid vormen, in een vrije praktijk. In een subsidiecultuur loopt iedereen aan de leiband van
het centraal uitgedeelde overheidsgeld en de willekeur van belangengroepen. Het
is één groot excuus om van het ministerie enorme bedragen te ontvangen, waarvan
de besteding nooit transparant kan zijn, en waarbij geen standaarden werkzaam
kunnen zijn, alle grafieken en verfijnde regelingen ten spijt. Want die zijn
onzin, gebakken lucht.
Geldverspilling
Het geld dat aan de categorie nieuwe kunst door het Mondriaanfonds en het Fonds Podiumkunsten wordt besteed: ca. 25 miljoen euro, kan beter besteed worden aan het steunen van vitale beroepsgroepen zoals de zorg en het onderwijs, of aan de symphonie-orkesten die al jaren lijden onder volkomen onnodige bezuinigingen, dan aan een volkomen bizar en decadent subsidiecircuit dat geen standaarden kent, geen transparantie, en structureel frauduleus is. Het enige positieve resultaat dat de coronie het cultuurleven in Nederland kan bieden, is een onderzoek naar de werkelijke betekenis van cultuur in een land dat tot nu toe tevreden was met door de overheid instand gehouden onzinnigheden.
En bij een gedecentraliseerde subsidiëring van nieuwe kunst kan dan de
ondersteuning die werkelijk zinvol is, terecht komen waar die gerechtvaardigd
is. Er zijn in het verleden allang concrete voorstellen in die richting gedaan,
maar gevestigde belangen staken daar een stokje voor.
No comments:
Post a Comment