Een aardig inkijkje in het niveau van denken zoals dat als een dampige, troebele wolk rondwaart in de wereld van de 'moderne beeldende kunst': uit een interview met Kinke Kooi, 'vrouwelijke kunstenares', in de NRC van 9 november 2023:
„Ik heb me wel afgevraagd waar die belangstelling
ineens vandaan komt”, zegt Kooi. „Het komt denk ik vooral door wat ik altijd
het ‘visuele vacuüm’ noem: het feit dat de kunst vele decennia lang is
gedomineerd door één specifieke beeldtaal, die van het mannelijke witte
modernisme. Daar zijn prachtige dingen uit voortgekomen, maar die wereld was
ook zo beperkt en dwingend dat alle ruimte eromheen werd leeggezogen. Andere
visies, andere ideeën werden niet getolereerd. Als ik een tekening maakte over
m’n kont of over schaamte, dan was dat ‘vrouwenkunst’ – dat namen ze niet
serieus.”
Voelde je je altijd een buitenstaander?
„Wel een beetje. Toen ik begin jaren tachtig op
de kunstacademie kwam, wist ik niks van kunst – ik identificeerde me ook nog
niet met het feminisme, trouwens. Ik dacht alleen: ik zit op de kunstacademie,
nu hoor ik er bij, nu ga ik meedoen met de kunst. Maar in de eerste les
kunstgeschiedenis werd meteen het ontstaan van kunst uitgelegd: dat waren
mannen die gingen jagen en daarbij tekeningen op de rotswanden maakten. Daar
schrok ik van, want ik was dus ook kunstenaar, maar wat was dan de plek van
vrouwen? Oh, werd er gezegd, die beschilderden potten en pannen. Meteen ging
een alarm af. Wat is er mis met potten en pannen? Waarom is kunst van vrouwen
niet belangrijk?”
Hoe ging je daar mee om?
„Het was verwarrend. In die tijd was het
kernwoord autonomie, iedereen maakte autonome, vaak abstracte kunst, en daar
liepen ze dan enorm belangrijk over te doen. Terwijl ik alsmaar dacht: ik hoor
er ook bij, ik wil meedoen, maar niet autonoom zijn. Daarvoor voelde ik me veel
te veel verbonden met de wereld, met andere mensen. Met andere vrouwen.”
Kon je je daarvan losmaken?
„Aanvankelijk dacht ik: ik moet veranderen, ik
moet ook stoer zijn. En tegelijk dacht ik: Jezus Kinke, je weet precies hoe je
kunst zou moeten maken om erbij te horen, waarom doe je dat dan niet? Maar ik
werd altijd naar het vrouwelijke gedreven, terwijl ik me daar tegelijk voor
schaamde. Ondertussen werd ik nauwelijks serieus genomen: op openingen zagen
mensen me zelden staan; ik heb in mijn hele carrière precies één werkbeurs
gekregen. Uiteindelijk gaf de gedachte aan mijn moeder de doorslag. Zij is een
heel bijzondere, krachtige vrouw: een Friese boerin met een heel eigen
kledingstijl, heel woest, met veel kettingen, die de boerderij samen met mijn
vader op volstrekt gelijkwaardige basis runde – ook mijn vader was altijd
thuis. Mijn moeder zag het huisvrouw-zijn als een belangrijke baan, was enorm
goed in het scheppen van ruimte voor anderen – en was tegelijkertijd helemaal
zichzelf. Door haar besefte ik dat ik moest doen waar ik goed in was. Wat ik
zelf wilde. En dat werd versterkt toen de kinderen er eenmaal waren, en ik
merkte dat ik het huishouden veel zwaarder vond dan mijn eigen werk – in mijn
studio kwam ik op adem. Toen bedacht ik: als de wereld me niet wilde, was ik
vrij om te maken wat ik wilde, nee, dan moest ik maken wat ik wilde, zonder
grenzen, zonder schaamte, zonder beperkingen. Daardoor begon ik over mijn eigen
grenzen heen te stappen, over m’n gêne, en werk te maken over schaamte, over
m’n kont, over geven en ontvangen, over ruimte maken en ruimte nemen.
Uiteindelijk redde ik het daar net mee. Ik had regelmatig exposities in
Amerika, bij gerespecteerde galerie Feature Inc. in New York, en verkocht daar
ook wel werk. En een paar vrouwen steunden me: Lily van der Stokker is een
goede vriendin. Helma Pantus, Mirjam Westen van het museum in Arnhem. Alied
Ottevanger van het Rijksmuseum.”
Die relatie tussen binnen- en buitenwereld komt
in je werk veel terug. Grenzen. Schaamte. Zijn dat specifiek vrouwelijke
onderwerpen?
„Schaamte is voor vrouwen belangrijk, omdat
schaamte zoveel zegt over de relatie tussen het individu en de buitenwereld.
Schaamte maakt je bewust van je grenzen. Ik herinner me bijvoorbeeld dat ik een
keer voor de spiegel stond en ineens de zin ‘te lelijk om te leven’ door m’n
hoofd schoot. Dat meende ik niet echt, maar alleen al het feit dat ik het tóch
dacht, geeft aan hoe belangrijk uiterlijk voor vrouwen is. We worden altijd op
ons uiterlijk beoordeeld, en altijd volgens de criteria van het visuele vacuüm,
van de oude macht – de esthetiek van modebladen, en tegenwoordig het internet.
En omdat er bijna geen vrouw is die daaraan voldoet, hebben we allemaal
voortdurend het gevoel dat we tekortschieten – wat geldt voor iedereen die
buiten de norm valt. Daarom is schaamte ook altijd politiek: je wilt voldoen
aan de norm die de buitenwereld je oplegt, maar die is zo absoluut en zo
dwingend dat je bijna altijd het gevoel houdt dat je faalt. Ik vind dat visuele
terreur.”
Is het niet confronterend om tijdens je werk de
hele dag dat monster in de bek te kijken?
„Nee, voor mij is het opzoeken van die grenzen,
die schaamte, juist een bevestiging van de vrijheid die ik voor mezelf heb
verworven. Door deze ongemakkelijke onderwerpen te tekenen en er goed naar te
kijken ga ik er van houden. Volgens mij ligt er ook nog een heel grote
vrouwelijke wereld te wachten, die nog veel te weinig is onderzocht en
gevisualiseerd, vol nieuwe ideeën en mogelijkheden.”
Je tekeningen zitten altijd vol met associaties
die er behoorlijk particulier uitzien. Waar komen die vandaan?
„Zo zit ik in elkaar geloof ik – ik ben niet
bepaald een lineaire denker.” Kooi lacht vrolijk. „Bij mij gaan ideeën alle
kanten op, en dat is nou precies de vrijheid die ik mezelf tegenwoordig toesta.
De laatste tijd denk ik bijvoorbeeld veel over ‘vessels’, afgesloten ruimtes en
-werelden. Dat gaat dan van ons aquarium thuis naar een geweldige quote van
Bataille over immanentie waarin hij zich afvraagt ‘of water ooit weet dat het
in water ligt’. Zo kom ik op de bubbel waarin we leven, en de overeenkomst tussen
die bubbel en de baarmoeder waar we allemaal in hebben gezeten – en al die
dingen komen dan terug in een tekening. Daar is kunst voor: nieuwe verbanden
scheppen, de smaak oprekken.”
Gezinnen en families duiken regelmatig op in je
werk. Is het gezin ook zo’n afgesloten wereld?
„Ik denk dat iedere vorm van samenwonen een soort
bubbel is waarin iedereen zich tot elkaar moet verhouden. Veel mensen
beschouwen het huiselijk leven als saai, of onrustig, maar ik heb het altijd
gekoesterd. Toen mijn man, Roland Schimmel, ook beeldend kunstenaar en
boerenzoon, en ik net kinderen hadden, merkten we dat alles als een
verplichting begon te voelen. We moesten iets met de kinderen, we moesten
werken, we moesten oppassen. Toen hebben we tegen elkaar gezegd: we gaan het
net zo doen als onze ouders, vanaf nu vormen we samen één groot gemengd
bedrijf, waarin alles wat we doen met elkaar samenhangt: onze carrières en onze
ambities en onze kinderen en onze relatie – en alles is even belangrijk. Onze
carrières gaan dan misschien niet vliegen, maar we krijgen er wel veel leven
voor terug. Dat bleek te werken: we hadden minder ruzie over zaken als de
taakverdeling. En ik hóú van huiselijkheid: huisje-boompje-beestje,
gezamenlijkheid, geborgenheid, daar is niks mis mee. In m’n tekeningen denk ik
er dan vervolgens wel weer over na wat dat betekent. Is een gezin een
afgesloten geheel? Wat als er iemand op bezoek komt, of iemand vertrekt, of er
bij komt, hoe ziet dat er dan uit – en gaat het ook niet zo met de ideeën in je
hoofd?”
Gaat je werk uiteindelijk niet, heel helder, over
de vraag hoe jij als vrouw, en als vrouwelijk lichaam, in de wereld staat?
„Ik zou het eerder willen omdraaien: de wereld
confronteert mij er voortdurend mee dat mijn lichaam vrouwelijk is. Maar daarom
past de manier waarop ik werk ook heel goed bij me: ik werk altijd heel lang
aan een tekening, laat het geheel langzaam groeien door te schrappen, te
herhalen, te bouwen. Uiteindelijk is zo’n tekening zelf dan een eigen lichaam,
waarin alles met alles is verbonden en alles elkaar steunt. Juist die
verbondenheid, die steun biedt me een enorme vrijheid: doordat ik door alle
vormen van schaamte, alle gevoelens van beperkingen heen ben gegaan, kon ik
nieuwe werelden openen.”
Kinke Kooi is winnaar van de Gerrit Benner Prijs 2023,
ter gelegenheid daarvan heeft ze t/m 30 maart 2024 een solotentoonstelling in
het Fries Museum in Leeuwarden. Inl. friesmuseum.nl en kinkekooi.com
JB: ….. en wat maakt ze?